Afgelopen week mocht ik namens het Herinneringscentrum aanwezig zijn bij de laatste bijeenkomst van het internationale samenwerkingsverband iC-ACCESS. Binnen iC-ACCESS werkten diverse Europese universiteiten samen met Herinneringscentra aan interdisciplinaire manieren om het verhaal van de Tweede Wereldoorlog te vertellen.
Tijdens de laatste bijeenkomst in Wenen werden de resultaten en uitkomsten van drie jaar onderzoek gepresenteerd: er waren onder andere virtuele reconstructies gebouwd, vele archeologische onderzoeken verricht, experimentele kunstinstallaties gemaakt en wetenschappelijke publicaties geschreven. Overkoepelend thema binnen al deze resultaten en uitkomsten was wat in de wetenschappelijke wereld de ‘memory culture’ wordt genoemd: de herinnering aan de verschrikkelijke gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog en de jaren daarna, en hoe deze herinneringscultuur onze kijk op wat Herinneringscentra zouden moeten doen en hoe een voormalig kampterrein eruit zou moeten zien, hebben beïnvloed.
Belangrijk onderdeel van iC-ACCESS waren de bezoeken aan de verschillende kampen die binnen het project vertegenwoordigd waren. Zo konden we met eigen ogen aanschouwen hoe allerlei factoren deze kampen hebben vormgegeven. Soms bleken triviale zaken als het weer grote invloed uit te oefenen. Mensen die het Falstad Centre in Noorwegen bezoeken kunnen vaak slechts een klein deel van het kampterrein bekijken: vanwege de afgelegen ligging van het Centre, op enkele honderden kilometers van de poolcirkel, zijn de meest buitengelegen gebieden van het kamp gedurende grote delen van het jaar onbegaanbaar. Het Falstad Centre is dus genoodzaakt om dat onderdeel van verhaal nog explicieter in zijn museum te vertellen dan andere Herinneringscentra dat moeten.
Vaker nog zijn het menselijke handelingen die de koers van onze lieux de memoires bepalen. In Oost-Europa bijvoorbeeld kan de politiek grote invloed op het beleid van Herinneringscentra uitoefenen. Veel voormalige kampen zijn daar staatsmusea waarvan de directeur aangesteld wordt door de regering. Zij bepalen daarmee hoe het verhaal van de oorlog wordt verteld en wat bezoekers te horen krijgen. Het ene moment kan de focus liggen op de vele slachtoffers, het andere moment op de nationalistische helden die de slachtoffers succesvol (of tevergeefs?) probeerden te helpen.
Auschwitz van de Balkan
Het meest ingewikkelde voorbeeld waar wij in drie jaar iC-ACCESS tegenaan liepen was de geschiedenis van het voormalige Joegoslavische kamp Jasenovac, ook wel het ‘Auschwitz van de Balkan’ genoemd. Onder leiding van de nazi’s werd Jasenovac tijdens de Tweede Wereldoorlog door de fascistisch-Kroatische Ustašabeweging als concentratiekamp voor voornamelijk Servische-, Joodse- en Romagevangenen gebruikt. Het dagelijkse leven in Jasenovac, dat uit meerdere kleinere kampen bestond, was gruwelijk: mishandelingen en moord waren aan de orde van de dag.
In het communistische Joegoslavië van de jaren tachtig was Jasenovac een belangrijke plek van herdenking. Meer dan 200.000 mensen bezochten elk jaar het kamp. Duizenden scholieren werden via rondleidingen over de gebeurtenissen tijdens de oorlog verteld.
Begin jaren negentig veranderde alles toen de Balkanoorlogen uitbraken. In oktober 1991 stak het Joegoslavische Volksleger de grens met Kroatië over. Na jaren van strijd wist het Kroatische leger de voornamelijk Bosnisch-Servische en Servische troepen in mei 1995 terug te dringen. Een deel van Jasenovac viel weer in Kroatische handen.
Een deel zogezegd. Wat heet: de grens tussen Bosnisch-Servië en Kroatië loopt via de rivier de Sava tegenwoordig dwars door het kamp. Aan beiden zijden zijn nu herinneringscentra gevestigd. Toen we in 2018 Jasenovac bezochten kregen we aan beide kanten rondleidingen. Op dag 1 bezochten we het oorspronkelijke, Kroatische Herinneringscentrum, op dag 2 de Bosnische-Servische tegenhanger. Bij dat laatste bezoek waren vertegenwoordigers van het oude centrum aanwezig. Uniek: beide Herinneringscentra hadden in jaren niet met elkaar gesproken.
Tijdens de rondleiding in het Bosnisch-Servische gedeelte van het kamp vielen onze monden open van verbazing. De rondleider schetste een compleet ander beeld dan we de dag daarvoor hadden gehoord van de Kroatische gids. Vooral het aantal genoemde slachtoffers viel op: werd aan de Kroatische kant gerept van 80.000 tot 90.000 slachtoffers, daar sprak men aan de Bosnische-Servische zijde van 700.000 vermoorde mannen, vrouwen en kinderen (!). Een ‘War on numbers’, zo verklaarde een meegereisde wetenschapper ons later. Het perspectief op Jasenovac was volledig ingenomen door de Balkanoorlogen. Het kamp heeft voor veel mensen tegenwoordig meer van doen met de oorlogen in de jaren negentig dan die tussen 1941 en 1945.
Vandaag bezoekt nog slechts een fractie van het aantal bezoekers uit de jaren tachtig het oude Herinneringscentrum in Jasenovac. Van een (inter)nationaal symbool van herdenking is Jasenovac geworden tot een betwist monument uit een tijdperk waaraan velen inmiddels compleet tegenstrijdige herinneringen hebben.
Het zijn dit soort verhalen die context en inzicht geven in de uitdagingen waar Herinneringscentrum Kamp Westerbork dagelijks voor staat. Ook wij hebben te maken met een veelvoud aan gevoelens, meningen, ideeën, waarheden en initiatieven die regelmatig tegenstrijdig zijn en we vinden het belangrijk om hierover in gesprek te gaan. Maar dergelijke extreme politieke inmenging, nieuwe oorlogen of bijzondere natuurverschijnselen als in de hierboven beschreven voorbeelden komen bij ons niet voor. Alhoewel, het dient gezegd te worden: ook vleermuizen en telescopen kunnen van tijd tot tijd zeer uitdagend zijn.
- Bas Kortholt, onderzoeker Herinneringscentrum Kamp Westerbork