Vrijdag is de actiedag Niet Weggooien. Dit is een samenwerkingsverband tussen verschillende musea en archieven in Nederland, die de Tweede Wereldoorlog als kernactiviteit hebben. Het doel van de actie te voorkomen dat waardevolle spullen uit de oorlogsjaren voor altijd zullen verdwijnen. Medewerkers van deze instellingen staan die dag klaar om objecten in ontvangst te nemen of advies te geven voor een juiste bestemming.
In het kader van Niet Weggooien kreeg ik een e-mail van Jacob van de Rhoer. We ontmoetten elkaar voor het eerst tijdens opnames voor een documentaire over de centrale keuken van kamp Westerbork, enkele jaren geleden. Jacob woont in de Verenigde Staten. Hij wil deze week graag langskomen om ons een brief van zijn grootouders te geven.
De brief is geschreven op 3 mei 1943 door Joël van de Rhoer en zijn vrouw Bertha. ‘Liefste allen, eindelijk is het zover, wat wij zolang vreesden. Juist komen ze ons waarschuwen dat wij op de lijst staan en er niet af kunnen. Dus moeten wij ons in het onvermijdelijke schikken (…).’ Joël, veehandelaar, lid van het kerkbestuur en penningmeester van de Joodse gemeente in Meppel, dacht dat hij het wel zou redden en nog sterk genoeg was om te werken. Dat hij met zijn vrouw naar Sobibor zou gaan, een vernietigingskamp pur sang, was hem onbekend.
Kamp Westerbork
Begin oktober 1942 was het echtpaar met hun oudste zoon Jacques en vele andere Joden uit Meppel in kamp Westerbork terecht gekomen. Hun jongste zoon Eduard bevond zich toen al in Westerbork. Op 18 augustus was hij via het Joodse werkkamp De Linde, lopend en met de trein, in het doorgangskamp terecht gekomen. Hij kreeg via de niet-Joodse chef-kok van de centrale keuken, Massier, een baantje in de keukenploeg en daarmee voorlopig vrijstelling van transport naar het Oosten weten te regelen.
De dreiging van transport hing Eduard’s ouders en zijn broer Jacques wel boven het hoofd. Hij ging op zoek naar een oplossing. Via contacten buiten het kamp, wist hij een ontsnapping voor zijn broer te regelen. Onder lege kisten en zakken werd Jacques met een vrachtwagen van een groetenleverancier uit het kamp gesmokkeld. Eduard kon zijn ouders echter niet overtuigen hetzelfde te doen. Zij vonden het risico te groot.
Ontsnappingsplan
Op 16 maart 1943 hoorde Eduard dat hij de volgende dag op transport moest. Hij zocht contact met Massier en samen beraamden ze een ontsnappingsplan. Eduard zou de volgende ochtend vroeg een kistje met appels naar het Heidelager brengen. Dit was een kamp, ruim een kilometer verderop, waar de bewakers van kamp Westerbork zaten. Bij de uitgang van kamp Westerbork werd Eduard gesommeerd te stoppen. Hij moest zijn toestemming om het kamp te mogen verlaten aan de dienstdoende marechaussee laten zien. Eduard blufte en zei: ‘Jullie krijgen morgen de schuld als er over het eten wordt gemopperd.’ De bewakers lieten hem gaan. Eduard fietste zijn vrijheid tegemoet en dook bij zijn broer in Meppel onder.
De ouders van Eduard en Jacques bevonden zich nog steeds in kamp Westerbork. Ze waren overgelaten aan de willekeur van het samenstellen van de transportlijsten. Op 3 mei 1943 was het zover. Bertha schreef nog: ‘God geve het met jullie alles ten goede moge gaan en we elkaar spoedig weer mogen zien.’ Het was hun laatste levensteken.
Dat hij zijn ouders niet kon overtuigen te ontvluchten, zou Eduard de rest van zijn leven blijven achtervolgen. Zijn zoon Jacob schreef mij later: ‘Hij verweet zich dat hij niet instaat was geweest om zijn ouders hiertoe te bewegen.’ De brief van Joël en Bertha van de Rhoer bewaren wij nu in ons archief. Meer over de actie Niet Weggooien staat op deze website.
Guido Abuys
Conservator Herinneringscentrum Kamp Westerbork