In het archief van de gemeente Oss bevindt zich een brief waarin de buren van een Joodse familie zich richten tot de gemeente. De boodschap van de brief is kort maar krachtig: mochten hun Joodse buren binnenkort op transport worden gesteld, wil de betrokken ambtenaar er dan rekening mee houden dat hun dochter belangstelling heeft voor deze woning en graag naast haar ouders komt wonen. De Joodse buren in kwestie wonen op dat moment nog gewoon in hun eigen huis.
In Alphen aan den Rijn vindt één van de eerste grote razzia’s buiten Amsterdam plaats, op klaarlichte dag. Terwijl de Joodse inwoners naar het complex van de ijsbaan worden gebracht, hoort een tandarts dat ook één van zijn hoogbejaarde patiënten wordt weggevoerd. Van deze man heeft hij het gebit in reparatie. Razendsnel brengt hij de noodzakelijke reparaties aan en springt op de fiets. Bij de ijsbaan aangekomen, kan hij nog net het gebit aan de eigenaar overhandigen.
Ezechiel de Lange uit Harderwijk is sterk betrokken bij de plaatselijke voetbalvereniging ‘Voor ons genoegen’. Wanneer het bord ‘Verboden voor Joden’ bij het voetbalterrein geplaatst wordt, is dat een harde klap. Vanaf dat moment volgt meneer De Lange van achter het doel, in de bosjes, de wedstrijden, zo weten oudere inwoners zich te herinneren. Ook herinneren ze zich dat hij daar helemaal alleen stond.
Duizenden en duizenden verhalen zijn er te vertellen over hetgeen aan kamp Westerbork voorafging. De vervolging van Joden en Sinti en Roma in hun eigen stad, hun eigen dorp, hun eigen straat. En de manier waarop de slachtoffers en hun niet-Joodse buren, vrienden, kennissen, collega’s en klasgenoten op de vervolging reageerden.
Bij het getal van 102.000 uit Nederland weggevoerde en vermoorde Joden en Sinti en Roma kunnen we ons nauwelijks een voorstelling maken. De persoonlijke geschiedenis van een gezin uit de omgeving waarin je zelf woont en naar school gaat, die zich afspeelt op plekken waar je dagelijks langs fiets en loopt, vormt een brug naar het verleden.
Daarom vormen deze persoonlijke geschiedenissen het begin van ieder schoolbezoek aan het Herinneringscentrum. Zodat:
- Leerlingen zich realiseren dat de mannen, vrouwen en kinderen die uit kamp Westerbork werden weggevoerd een onlosmakelijk deel uitmaakten van de Nederlandse samenleving en hun eigen stad of dorp.
- We jonge mensen een beeld kunnen geven van de levens van hun plaatsgenoten. Wie waren ze, voordat ze slachtoffer werden van de nazi-vervolging?
- We duidelijk kunnen maken wat hun Joodse identiteit voor deze mensen betekend heeft, religieus of seculier. En daarmee de koppeling Jodendom=Tweede Wereldoorlog in het hoofd van de leerling verbreken.
- Leerlingen beseffen dat de Holocaust begon met ‘kleine’ maatregelen, die los van elkaar te overzien leken, maar in de praktijk de verwijdering van Joden uit de Nederlandse samenleving zouden betekenen.
- De Joodse mannen, vrouwen en kinderen hun identiteit terugkrijgen. De anti-Joodse maatregelen werden door de nazi’s afgekondigd, maar ieder gezinslid reageerde binnen de eigen mogelijkheden op zijn/haar eigen manier. Deze mensen waren geen passieve slachtoffers, maar iedereen probeerde op eigen wijze te reageren op de vervolging die op hen gericht was.
- Ook de niet-Joodse omgeving in beeld komt. De vervolging vond niet plaats in een vacuüm, maar midden in de maatschappij. Hoe reageerde de omgeving?
- De leerlingen zien dat de maatregelen werden afgekondigd door de nazi’s, maar werden uitgevoerd met medewerking van Nederlandse instellingen en personen.
- De rol duidelijk wordt van de daders, door die rol vanaf de eerste stappen tot de moord te belichten.
Door deze persoonlijke verhalen denken leerlingen na over dilemma’s, gaan hierover met elkaar in gesprek en leggen verbanden met hun eigen leven. En blijft het Herinneringscentrum dicht bij de kern van haar boodschap: er is 102.000 keer een uniek mens vermoord. Niet door een ongrijpbaar proces, maar omdat mensen dit andere mensen aandeden.
- Christel Tijenk, coördinator Educatie