Bescheidenheid siert de mens, maar met name in internationaal gezelschap is deze soms typische Nederlandse houding niet altijd even handig. En ook niet altijd nodig, zo is me de afgelopen dagen gebleken tijdens de jaarlijkse internationale conferentie voor databankmedewerkers van grote en kleine herinneringscentra en -musea, onderzoeksinstituten uit Europa, Amerika en Israël. Want als Herinneringscentrum mogen we best trots zijn op het werk dat we de afgelopen jaren hebben gedaan om alle namen weer een gezicht te geven.
Internationale samenwerking is het belangrijkste thema waarover we met zo’n vijftig databasespecialisten en archiefmedewerkers de afgelopen dagen hebben gesproken. In de afgelopen jaren ging het vooral om de ontwikkeling van databases, de valkuilen en de uitdagingen. Van elkaar leren, zo was het motto. Maar inmiddels is eigenlijk iedereen een stap verder en staat steeds meer online – een archiefhemel, zo beschreef een Poolse collega de beschikbare gegevens van Arolsen Archives. Ook werden de resultaten van tal van samenwerkingsverbanden gepresenteerd. Zo sprak de collega van de Memorial de la Shoah in Parijs over de moeizame weg naar een nieuwe namenwand. De eerste versie van die wand, met alle namen van de uit Frankrijk weggevoerde joden, bevatte zoveel fouten dat de reparaties te opvallend werden. Volgend jaar januari zal president Macron de nieuwe wand onthullen, met daarop ook veel nieuwe namen. Echte Nederlandse namen, want als Herinneringscentrum hebben we die allemaal gecontroleerd en gecorrigeerd. Zodat bijvoorbeeld Heymen Aosterible nu als Hijman Agtsteribbe op de muur komt te staan. Ik was blij verrast met het openbare bedankje van de Franse collega – graag gedaan!
De collega uit België, met wie ik inmiddels de eerste stappen heb gezet voor een gezamenlijk onderzoek naar Nederlandse Belgen en Belgische Nederlanders die via zowel Dossin als Westerbork zijn gedeporteerd, adviseerde mij over een samenwerking met het United States Holocaust Memorial. Die blijken graag een lijst met alle in onze database aanwezige namen van slachtoffers te willen hebben. Deze lijst wordt gebruikt om bij deze namen in hun online database een verwijzing naar het Herinneringscentrum te maken, zodat Amerikanen weten dat in het verre Nederland informatie over deze persoon te vinden is.
Ook Yad Vashem wil graag praten over samenwerking, nu we door gezamenlijke noeste arbeid met het Joods Cultureel Kwartier een steeds betrouwbaarder overzicht van de slachtoffers hebben. In de afgelopen jaren is voortdurend gewerkt aan controles van onze gezamenlijke database, zodat de namen en verdere gegevens steeds minder fouten bevatten. Dat is ook interessant voor de collega’s van Auschwitz, die me vorig jaar een kopie gaven van de enige in dat kamp gemaakte lijst met namen uit Westerbork. Ze waren in ieder geval heel blij met het boek De 102.000 Namen.
Ik heb tijdens de conferentie verteld over dit boek, over de tentoonstelling met de geschreven namen van kunstenaar Bart Domburg en over De 102.000 Namen Lezen in januari. Met name dit gedeelte van mijn verhaal leverde na afloop veel vragen op. Een prachtig initiatief, indrukwekkend, enorm: dat is vast een nationaal evenement, zo was de conclusie, georganiseerd in samenwerking met andere organisaties. Dat dit niet het geval is, dat we als Herinneringscentrum dat allemaal zelf regelen, dat wekte duidelijk verbazing, maar ook bewondering. Eigenlijk heb ik daar nooit bij stil gestaan, want dat is gewoon een deel van je werk, iets wat je samen met je collega’s doet. Maar door de vragen en opmerkingen van collega’s uit allerlei delen van de wereld werd me duidelijk, dat we als Herinneringscentrum af en toe ook best trots mogen zijn op ons werk.
- José Martin, onderzoeker Herinneringscentrum Kamp Westerbork