Transporten

Meer dan 100 treinen vertrokken vanuit kamp Westerbork richting de kampen in Oost en Midden-Europa. Op 15 en 16 juli 1942 werden de eerste gevangenen naar Auschwitz gedeporteerd. 2.030 Joden, onder wie een aantal weeskinderen. Het begin van een lange rij slachtoffers. In de eerste maanden vertrok de trein twee keer per week: op maandag en vrijdag. In 1943 was meestal dinsdag de dag van het transport. Voorafgaand aan elk transport werden de gevangenen geselecteerd die mee moesten. De selectie was een zaak van de kampcommandant en die liet de aanwijzing graag over aan de Joodse medewerkers van de kampadministratie.

De fatale dag
De aantallen werden in Berlijn bepaald. Daar heerste Adolf Eichmann als hoofd van afdeling IV B 4 van het Reichssicherheitshauptamt. Hij regelde de deportatie van miljoenen Joden en gaf de SD in Den Haag opdracht om uit ons land het gewenste aantal Joden af te voeren. Hier regelde Sturmbannführer Zöpf de zaken met Westerbork. Per telex of telefoon liet hij kampcommandant Gemmeker weten hoeveel Joden er met het eerstvolgende transport weggevoerd moesten worden. Tot aan de fatale dag bleef het onzeker wie weg moest. Per barak werd vanaf 1943 bekend gemaakt wie zich reisvaardig moest maken. Wie zijn naam hoorde afroepen wist wat hem te doen stond. Men pakte de bezittingen in dezelfde koffer, rugzak of plunjezak waarmee men naar kamp Westerbork was afgereisd. Dan naar de Boulevard des Misères, de hoofdweg van het kamp waarlangs de spoorlijn was gelegen, waar de lange trein klaarstond. Voor diegenen die gingen was aan een wurgende spanning een treurig einde gekomen. Voor de gezinnen die uit elkaar werden gehaald volgde een onzeker afscheid.

De schuifdeuren gaan dicht
De SS'ers hoefden alleen maar toe te kijken. Ook Gemmeker zag iedere keer weer tot zijn genoegen hoe voortreffelijk het Westerborkse systeem werkte. Hij had alles tot in de puntjes laten voorbereiden. Als de groep erg groot was, wisten de leden van de Fliegende Kolonne wat hen te doen stond. Zij hielpen de laatste in de rij met instappen en duwden net zo lang tot iedereen met bagage en al binnen was. Dan deden zij de schuifdeuren dicht. Snel werd iedereen geteld. Dat aantal werd door een van beide raampjes in de wagon doorgegeven. De man van de OD kalkte dat dan groot op de buitenkant, zodat bij aankomst snel kon worden vastgesteld of iedereen er nog was. Kans om te vluchten was er nauwelijks. De wagons zaten, op de twee kleine getraliede ramen na, potdicht. Na een langgerekte fluittoon zette de trein zich schokkend in beweging. Via Hooghalen, Assen, Hoogezand, Sappemeer, Zuidbroek, Winschoten en Nieuweschans verlieten de meeste treinen Nederland.

Van transport naar transport
De gevangen van kamp Westerbork leefden van transport tot transport. Dat duurde tot 13 september 1944. Toen vertrok de laatste grote trein met 279 personen naar Bergen-Belsen. Daaronder waren 77 kinderen die op hun onderduikadressen gepakt waren. Bijna 107.000 Joden zijn, grotendeels via Westerbork naar ‘het Oosten’ weggevoerd. Daarnaast 247 Sinti en Roma en enkele tientallen verzetsstrijders. De meeste treinen reden naar Auschwitz. Andere transporten hadden Sobibor, Theresienstadt en Bergen-Belsen als bestemming. Een veel kleiner aantal ging naar de kampen Buchenwald en Ravensbrück. In totaal keerden slechts 5.000 mensen terug.

 

De Westerborkfilm

In het voorjaar van 1944 maakte kampgevangene Rudolf Breslauer op uitgebreide schaal filmopnamen in kamp Westerbork. Hij deed dit in opdracht van de Duitse kampautoriteiten. Met name commandant Albert Gemmeker bleek een groot voorstander van het maken van een film over het leven in het kamp. Het lag in de bedoeling om van de opnamen een professionele film te monteren, geschikt voor vertoning bij verschillende gelegenheden. Zo ver kwam het echter niet. Na enkele maanden stopte men met filmen en een definitieve eindversie werd nooit gemaakt. Veel ruw materiaal is bewaard gebleven, daarop zijn talrijke aspecten van kamp Westerbork te zien.

De ‘Westerborkfilm’ wordt terecht beschouwd als een onvervangbaar, uniek illustratief document, dat een speciale plaats heeft gekregen te midden van alle bronnen over de Tweede Wereldoorlog. De historicus Jacques Presser noemde haar in dit verband ‘onovertreffelijk’. Terecht, want dergelijk filmmateriaal is van geen enkel nazi-concentratiekamp bekend. De film- en productiedocumenten zijn in 2017 opgenomen in het UNESCO Memory of the World Register. Het unieke  beeldmateriaal is daarna onderzocht, geselecteerd en zorgvuldig gerestaureerd.

Principiële bezwaren
De eerste opnamen van de Westerborkfilm vonden plaats op 5 maart 1944. Decor was de registratiebarak waar een christelijke kerkdienst voor bekeerde Joden werd gehouden. Het leidde tot een rel: twee voorgangers van de Gruppe Protestanten, Srul Tabaksblat en Max Enker, bleken principiële bezwaren tegen het filmen te hebben. Ze verlieten woedend de zaal. Gemmeker reageerde fel: beide mannen werden wekenlang in de strafbarak opgesloten en van alle functies ontheven. Slechts de tussenkomst van de Protestante Kerk voorkwam dat ze werden gedeporteerd.

De beelden die Breslauer maakte laten het dagelijks leven in het kamp zien: een uitgaand transport, een inkomend transport, de registratie en een cabaretvoorstelling, werken aan de kas in de tuin van de kampcommandant, ochtendgymnastiek, werken in de speelgoedmakerij en werken in de vliegtuigsloperij. 

Nadat Rudolf Breslauer in september 1944 was weggevoerd, nam zijn collega Wim Loeb de taak op zich om de film af te monteren. Vanwege een huwelijk met een niet-Joodse vrouw was Loeb vrijgesteld van deportatie. In een provisorische studio in z’n kampwoninkje maakte Loeb twee concept versies van de Westerborkfilm: een ‘officiële’, en een ‘restversie’. De eerste montage was voor Gemmeker bestemd. De ‘restversie’ werd als bewijsmateriaal het kamp uit gesmokkeld en bij een notaris in Amsterdam ondergebracht.

Kort voor- en na de bevrijding vonden ook de overige opnamen van de Westerborkfilm een weg buiten het kamp, om na vele omzwervingen (samen met de ‘restversie’) bij de archieven van Beeld en Geluid terecht te komen, waar ze vakkundig gerestaureerd werden.

Symbool van de Holocaust
In de jaren na de bevrijding was de Westerborkfilm een belangrijke bron van historisch onderzoek en verbeelding. Het werd als bewijsmateriaal gebruikt bij processen van nazi’s, toegevoegd aan documentaires en tentoonstellingen, en was onderwerp van academische discussies. Met name de beelden van het vertrekkende transport werden wereldwijd een symbool van de Holocaust. Met als beroemdste beeld het meisje dat tussen de wagondeuren door naar buiten kijkt. Pas in de jaren negentig zou duidelijk worden aan wie dit ‘gezicht van het verleden’ toebehoorde.

 

Verdeel en heers

Na de overname van het kamp werden er prikkeldraadomheiningen en zeven wachttorens geplaatst. De compagnie SS-Wachbataillon verzorgden tot begin 1943 de buitenbewaking van kamp Westerbork. De orde binnen het kamp werd bewaard door de Joodse Ordedienst en door Nederlandse marechaussees, die later ook verantwoordelijk waren voor de buitenbewaking. In de zomer van 1944 werden zij vervangen door een compagnie van het Politiebataljon Amsterdam. Deze politiemacht bestond grotendeels uit in Schalkhaar opgeleide agenten.

verdeel en heers

In de woorden van Abel J. Herzberg stond Westerbork symbool voor de dag van ‘het Laatste Oordeel’. De organisatie van ‘deze dag’ was sinds oktober 1942 in handen van SS-Obersturmführer Albert Konrad Gemmeker. Zijn voorgangers voldeden niet aan de eisen die de nazi's aan het functioneren van het kamp stelden. Zij wilden de Joden zo snel en geruisloos mogelijk deporteren. Het harde optreden van de eerste commandanten riep teveel weerstand en onrust in het kamp op. Gemmeker bleek beter bedreven in het vlekkeloos laten uitvoeren van de plannen. Hij stelde er een eer in het Durchgangslager perfect te doen functioneren, zonder wrijving, zonder incidenten. Daarom trof men in het kamp geen brullende en moordende SS-ers. Gemmeker kwam over het algemeen naar voren als ‘een keurige heer’, die de Joden correct behandelde.

Kamporganisatie door gevangenen
In de dagelijkse gang van zaken greep deze absolute heerser nauwelijks in. Zijn voornaamste zorg was het voldoen aan het wekelijks te leveren aantal Joden. De organisatie daartoe liet hij over aan gevangenen. Toen kamp Westerbork nog functioneerde als vluchtelingenkamp was er al een kamporganisatie opgezet door Duitse en Oostenrijkse Joden. Velen van hen hadden in de jaren dertig al in concentratiekampen gevangen gezeten. Zij wisten dat de omstandigheden in een kamp beter waren als men zelf de zaken zoveel mogelijk probeerde te regelen in plaats van het aan de nazi's over te laten. In de tijd van het doorgangskamp bleven zij de overhand houden in de kamporganisatie. Als vorst binnen het kamp functioneerde Schlesinger. Hij was de eerste Dienstleiter omdat hij de leiding had over de belangrijkste Dienst: de administratie, waar de transportlijsten werden samengesteld.

Zolang de Joodse kampstaf zich hield aan aantal te deporteren mensen dat Gemmeker had doorgegeven, was hun macht over de medegevangenen aanzienlijk. Hierdoor en door hun soms ‘verkwistende en stuitende leefwijze’ waren de leiders weinig geliefd en veelal gehaat. Zij waren in staat anderen in bescherming te nemen. Er was een grote mate van afstand tussen zij die een functie hadden en de massa. Men voelde dat zo en gedroeg zich dienovereenkomstig: ‘kamparistocratie’ tegen ‘transportmateriaal’.

Onmisbare ordebewaarders
Voor de interne organisatie en bewaking was er een Joodse Ordedienst in het leven geroepen. Gehuld in een (groene) overall waren de OD'ers de onmisbare ordebewaarders in het kamp waarvoor vooral oud-militairen en jongeren in aanmerking kwamen. Voortdurend werd de Duitse leiding door OD'ers bijgestaan, waardoor ze in het kamp bekend stonden als de ‘Joodse SS'. Ook moesten ze vluchtpogingen voorkomen en alles wat niet door de beugel kon aan de kampleiding doorgeven. Soms werd de OD ingezet bij acties buiten het kamp. Zo waren ze betrokken bij de ontruiming van 'Het Apeldoornsche Bosch', en bij de grote razzia's in Amsterdam in 1943. Omdat er nauwelijks treinen genoeg waren om de Joden naar Westerbork te brengen, werd de Ordedienst soms ingezet om zelf het transport te regelen. Vooral in Amsterdam waren er voortdurend treinen tekort.

Louis de Wijze realiseerde zich hoe de Joden door het Duitse systeem vernederd werden: 'Dat moet een hele bittere gewaarwording zijn geweest voor die Amsterdamse Joden. Je moet niet vergeten dat je opgehaald werd door je eigen mensen, dan is dat een heel verwerkingsproces voordat je kunt begrijpen dat er voor deze mensen geen andere mogelijkheid was. Immers, als ze weigerden, gingen ze zelf op transport. Dat was een grote innerlijke strijd. Dat was misschien wel een van de meest gruwelijke wreedheden van die SS'ers om dat zo te doen. Dat verhoogde dus de controverse met die Alte Lagerinsassen ook.'

Deze organisatie werkte uiteindelijk voor de nazi’s voortreffelijk. Dankzij het geraffineerde en doortrapte systeem van verdeel en heers waren er weinig nazi's nodig om de afvoer van Joden te regelen.

Valse hoop

Kampcommandant Gemmeker stimuleerde in de periode 1943 – 1944 allerlei ontspanningsmogelijkheden om het leven in kamp Westerbork zo normaal mogelijk te laten verlopen. Dit diende ook zijn eigen vermaak. Kamp Westerbork bezat het beste cabaret van Nederland. Zowel op het gebied van aankleding als in de kwaliteit van de programma's en het niveau van de artiesten. De Bühne-gruppe kreeg de faciliteiten om bonte avonden met cabaret, koor, orkest en ballet te organiseren. Daarnaast vonden er theatervoorstellingen en muziekuitvoeringen plaats. Ook werden er sportwedstrijden gehouden: voetballen, atletiek en boksen. Het kunnen deelnemen aan dergelijke activiteiten gaf niet allerlei voorrechten. Het meest wezenlijke was dat men voorlopig werd vrijgesteld van deportatie.

valse hoop

Het harde 'Oosten'
In kamp Westerbork was alles erop gericht om de gevangenen de indruk te geven dat men naar werkkampen in Oost-Europa zou worden gestuurd. Het leven zou er zwaar, hard en eentonig zijn, maar er zou te leven zijn. In ieder geval zouden gezinnen en families bijeen blijven. Dat was de informatie die men destijd kreeg. Uit kampen als Auschwitz kwamen dan ook wel eens brieven, waarin gemeld werd dat er hard gewerkt moest worden, maar dat men het goed maakte. De twijfel en het argwaan kwam op het moment dat er treinen met alleen ouderen, zieken of kinderen vertrokken. Ook gingen er wel geruchten door het kamp dat de nazi's weinig goeds in de zin hadden. Vooral de gevluchte Duitse en Oostenrijkse Joden wisten veelal uit eigen ervaring welke kant het op kon gaan. Toch geloofden weinigen aanvankelijk dat hen daar het ergste te wachten stond. Vooral omdat men niets concreets van ‘het Oosten’ wist.

Toch was er een permanente angst om gedeporteerd te worden. Er was wel degelijk een besef van naderend onheil. Deze vrees voor een onheilspellende toekomst verklaart het wanhopige proberen om aan de deportaties te ontsnappen. Door zich aan werk in en om het kamp vast te klampen hoopte men daardoor onmisbaar te zijn. Bepaalde functies gaven vrijstelling van transport.

Bis auf Weiteteres gesperrt
Maar er waren ook andere manieren om vrijstelling te krijgen. In de loop van 1942 voerden de nazi's een systeem van onderscheidingen in door de Joden stempels op hun persoonsbewijzen te verstrekken. Deze stempels gaven ‘bis auf Weiteres’ uitstel van deportatie. Ook sommige lijsten leken uitzicht te bieden. Allerlei instanties - Duitse en Nederlandse - en particulieren, die misschien een uitweg wisten werden aangeklampt. Op sommige lijsten kwam men na forse betaling, op de ‘Stamliste’ prijkten de namen van hen (en veelal hun familieleden) die in het kamp belangrijke functies hadden, zoals in de organisatie, het ziekenhuis en het cabaret. Vooral op de dagen voorafgaande aan het transport was er sprake van vele wanhopige pogingen om op de één of andere wijze ‘gesperrt’ te worden.

Systeem van valse hoop
Het geringe aantal ontvluchtingen uit kamp Westerbork (dit waren er ca. 300) heeft te maken met het door de nazi's zorgvuldig in stand gehouden systeem. Want mogelijkheden om te vluchten waren er zeker. Niet alleen werkten velen bij boeren in de omgeving, waarbij weinig bewaking aanwezig was. Ook kon men voor allerlei opdrachten naar plekken buiten het kamp worden gestuurd. Dan bleven altijd wel een aantal familieleden in het kamp achter. In geval van ontvluchting gingen zij of mensen uit de barak van de vluchteling als strafmaatregel op transport. Dat weerhield de meeste van vluchten, als ook de gedachte dat men niet precies wist waarheen te gaan.

De ‘fatsoenlijke’ behandeling door de nazi's, het stelsel van vrijstellingen, het ziekenhuis en het cabaret hadden maar één doel: het creeëren van illusies. Want uiteindelijk moest bijna iedereen op transport. Het systeem gaf uiteindelijk alleen valse hoop.

 

Bevrijding

Op 12 april 1945 bevrijdde het Canadese leger ruim 850 Joodse gevangenen in kamp Westerbork. In het kamp werd vol spanning op de bevrijders gewacht. De gevangenen hadden ambtenaar Aad van As gevraagd om, zodra de SS vertrokken was, de leiding over te nemen. Van As hoorde tot de enkele Nederlandse burgers die in het kamp een functie hadden. Ooit was hij door de Nederlandse kampcommandant Schol gevraagd om zijn assistent te worden, maar de Duitsers hadden daar een stokje voor gestoken. Sindsdien was hij het hoofd van de distributie – later in dienst van de gemeente Westerbork – en had van meet af aan het vertrouwen van veel kampgevangenen. Toen de bevrijders in aantocht waren, stuurde hij het Joodse hoofd van de buitendienst, Zielke, op de Canadezen af. De kampbewoners kwamen in de Grote Zaal bij elkaar om te overleggen wat er moest gebeuren. Maar op de kreet ‘De Tommy’s zijn er’, stoof iedereen naar buiten om de bevrijders in te halen.

Niemandsland
De dag voor de bevrijding was het kamp door commandant Gemmeker en staf verlaten. Het kamp lag in niemandsland, tussen twee frontlinies in. Die avond verlieten de laatste soldaten van de Grenzschütz het kamp. Ze bewaakten ruim 100 niet-Joodse politieke gevangenen, die geëvacueerd moesten worden. Het waren allemaal vrouwen. Een aantal van hen had verschillende weken in de strafbarakken van het kamp opgesloten gezeten.

Toen Van As de bevelvoerende officier kapitein Morris had begroet en met hem in gesprek was over eventueel in het kamp aanwezige 'foute elementen', werd hij door een juichende menigte, die een oranje en Nederlandse vlag bij zich had, naar buiten geroepen. Het werd voor hem een onvergetelijk moment: 'Toen ik naar buiten kwam vroegen ze mij of ik die vlaggen wilde hijsen. Dit is een van de mooiste momenten van mijn leven geweest. Het werd gedaan onder het zingen van het Wilhelmus en toen voelde ik ineens geen grond meer onder mijn voeten. Ze hebben mij opgetild en zijn hier dansende met mij in het rond gegaan. Een mooiere afsluiting van de bevrijding had er voor mij niet kunnen zijn.'

Het verdriet van de bevrijding
Na de bevrijding moesten de ruim 850 Joden nog maandenlang in het kamp blijven. Dat was in de eerste plaats een veiligheidsmaatregel. Heel Nederland was nog niet bevrijd. Verder naar het noorden werd nog gevochten. Daarnaast wilden de Canadese en Nederlandse autoriteiten eerst onderzoeken waarom deze Joodse gevangenen niet waren gedeporteerd: bevonden er zich onder hen bijvoorbeeld personen die met de nazi’s hadden samengewerkt en (opnieuw) gevangen gezet moesten worden? Het zou uiteindelijk tot begin juli 1945 duren voordat de laatste gevangenen kamp Westerbork mochten verlaten. In de tussentijd hadden de meeste mensen het onvoorstelbare nieuws ontvangen dat hun gedeporteerde familieleden, vrienden en kennissen in ‘het Oosten’ door de nazi’s waren vermoord en niet zouden terugkeren.

bevrijdign WB 4

 

Meer artikelen...

  • European Heritage Label
  • Unesco

Bezoek Kamp Westerbork

Klik hier voor meer informatie over vervoersmogelijkheden en de bereikbaarheid.
Logo van Herinneringscentrum Kamp Westerbork