In het kantoor op de begaande grond, achterin het (museum)gebouw is het opnemen van de telefoon en het aanslaan van de toetsen van het toetsenbord een dagelijks ritueel van het collectieteam van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Drie vaste medewerkers en een projectmedewerker zorgen voor het beantwoorden van vragen en de invoer van data voor het nieuwe collectie- registratiesysteem. Een brok aan ervaring - al bijna negentig werkjaren - tuurt op de beeldschermen en staat de bellers te woord. Geconcentreerd worden notities gemaakt, informatie wordt opgezocht en verwerkt.
Bij de verwerking en input van gegevens is veel focus is nodig. Er mogen geen fouten worden gemaakt. Een verkeerd woordje of een foute datum haalt immers de hele context van een collectiestuk of een persoonlijk verhaal onderuit. Het is een hele klus. Namen en foto’s worden bij de personen in de database toegevoegd. Gezichten komen terug. Honderden collectiestukken worden beschreven, van trefwoorden voorzien, in hun tijd geplaatst en aan de personen gekoppeld, waardoor een bijzondere samenhang ontstaat. De toegevoegde namen en dossiers worden opgeteld en afgevinkt.
Voor een buitenstaander lijkt het op een team ambtenaren dat aan het werk is, geordend en zonder enige vorm van emotie. De waarheid is anders. Bij elke toegevoegde naam en foto, bij elke brief, bij elke zin en bij elk woord in zo’n brief, krijgen we een brok in onze keel.
Door het lezen van de honderden brieven ruiken we de geur in de barakken: een vermenging van ongewassen lichamen, slecht gedroogde kleren, etensluchten en verstopte wc’s. We zien de gezichten van mensen die blij zijn bij het ontvangen van een pakketje. We zien de treurende gezichten van mede-barakbewoners die nooit wat krijgen. We voelen de angst, de onzekerheid en de machteloosheid van mensen die gevangen zitten in een kamp en geen andere uitweg hebben dan hopen op uitstel van transport naar het Oosten. Het zijn duizenden mensen die leven van transport naar transport en in hun lot berusten op het moment dat hun naam wordt voorgelezen, omdat er eindelijk een einde komt aan die onzekerheid.
We kunnen als team en als individu niet te lang stil blijven staan bij al deze ellende. We moeten doorgaan. Er zijn immers duizenden mensen in ons collectiesysteem die nog geen gezicht hebben, er zijn nog honderden laatste levenstekens die opnieuw gelezen en voor het publiek ontsloten moeten worden. En er zijn nog duizenden verhalen die geschreven en doorverteld moeten worden. Elke nieuwe foto, elk document en elke brief of briefkaart kan ons daarbij helpen om een reconstructie van zo’n levensverhaal te kunnen maken.
Guido Abuys
Conservator Herinneringscentrum Kamp Westerbork