Eerst hadden we alleen een foto van haar, Sara Ricardo, de oudste zus van mijn moeder. Een prachtige jonge vrouw in verpleegstersuniform.
Een paar jaar geleden dook er ineens een poëziealbumpje op, waar ze een gedichtje in geschreven had. Zo’n heel gewoon versje, dat je in tal van dit soort albums tegenkomt, maar toch ... Het was haar handschrift, geschreven met haar pen, haar inkt. Het albumpje dook niet zomaar op. Iemand had het gekocht in een kringloopwinkel, omdat z’n vrouw van die oude poëzieplaatjes spaarde. Hij was er zomaar wat in gaan lezen. Wie waren die meisjes eigenlijk die erin geschreven hadden? Ze kwamen uit Amsterdam, hun namen leken wel Joods. Hij zocht op het internet en vond er vele terug op www.joodsmonument.nl, waaronder de naam van Saar. En toen kwam hij bij mij terecht. Mijn telefoon ging, ik zag een mij onbekend nummer uit Sneek. Ik nam op en zachtjes stamelend vertelde de man mij het verhaal over de kringloopwinkel, het album en het internet.
‘Ja, dat was mijn tante. Althans dat zou ze zijn geworden als ze was blijven leven. Ik heb haar nooit gekend. U belt precies op haar verjaardag. Het is vandaag 7 oktober. Haar 99e.‘ Ik had er die ochtend toevallig aan gedacht.
Een paar weken later kwam hij het albumpje brengen, de man uit de buurt van Sneek. Het gedichtje stond op de rechterpagina en links stonden poëzieplaatjes met in vier hoeken geschreven ‘vergeet mij niet, vergeet mij niet, vergeet mij niet, vergeet mij niet.’ Het albumpje was eigenlijk een soort omgekeerd verjaardagscadeau. Van haar aan ons. Met een duidelijke opdracht.
Vandaag mocht ik haar naam lezen in het Apeldoornsche Bosch, het voormalige Joodse psychiatrisch ziekenhuis in Apeldoorn, waar ze als leerling-verpleegster had gewerkt. Het is nu precies 80 jaar geleden dat het door de Nazi’s werd ontruimd. In de aula van het Vierhuis, onderdeel van het huidige ’s Heerenloo, stonden twee statafels met microfoons, waar vanachter sprekers afwisselend een pagina met namen met leeftijden lazen, in rustige cadans. Ik ken ‘het namen lezen’ uit Westerbork. Het is een indrukwekkend levend monument dat een Joods gezegde, ‘zolang je naam genoemd wordt, leef je voort’ in de praktijk brengt. Het is niet alleen goed om te doen, maar ook om erbij aanwezig te zijn en je ze allemaal voor te stellen, één voor één. Er werden 1412 namen voorgelezen. Dat is het aantal dat nu bekend is, maar onderzoek levert steeds weer nieuwe inzichten en namen op. Om volledig te zijn is ook hier een bijna onmogelijke taak. Er werd stilgestaan bij de gruwelijk gewelddadige ontruiming van de psychiatrische inrichting. Het geschreeuw en gekerm is in de nacht van 21 op 22 januari 1943 tot in de verre omtrek van het station te horen geweest. De trein reed rechtstreeks naar Auschwitz, waar de meeste patiënten levend zijn verbrand. Zelfs geen gaskamer kwam eraan te pas. Dat er in de diepste diepte nog sprake van een dieptepunt kan zijn...
Saar en haar vriend Hans wisten van de op handen zijnde ontruiming. Ze kozen er bewust voor om niet onder te duiken maar bij de patiënten te blijven. Een daad die getuigde van grote heldenmoed en medemenselijkheid. Het liep echter anders en ze gingen samen met een deel van het personeel naar Westerbork. Daar hebben ze geprobeerd om een huwelijk te regelen. Ze wilden als getrouwd echtpaar naar Polen, want dan was de kans groter dat ze samen konden blijven, dachten ze. De toestemming kwam op de dag nadat ze naar Auschwitz waren vertrokken. Saar is daar bij aankomst op 5 februari 1943 meteen vergast. Hans leefde nog een paar maanden langer, maar ook hij heeft het niet overleefd.
Recent vonden we in de archieven van de gemeente Midden-Drenthe de aanvraag voor een versnelde procedure voor hun ondertrouw. Met hun handtekeningen erop. Ik herkende haar handschrift en dat maakte dat ze me ineens zoveel vertrouwder en nabij was. Sara Ricardo, 22 jaar. Mijn tante. Ik vergeet je niet.
Bertien Minco
Algemeen Directeur Herinneringscentrum Kamp Westerbork
Op de foto: Sara Ricardo in haar verpleegstersuniform