Het begon in september met een appje van mijn Israëlische vriend Ori. ‘We gaan een struikelsteen plaatsen voor mijn grootvader Manuel Dasberg, kom je ook? Deze week is het tachtig jaar geleden dat hij werd opgepakt voor zijn laatste huis in de Rivierenbuurt.’
Er ontspon zich in de dagen erna een levendige conversatie via WhatsApp, met foto’s van documenten en onderstreepte fragmenten uit het dagboek van Mechanicus, want Manuel Dasberg had maar liefst veertien maanden in Westerbork doorgebracht. En zoals het vaker gaat als mensen onderzoek gaan doen; je vindt van alles, maar daardoor komen er heel veel nieuwe vragen op. ‘Waarom kreeg hij zijn Palestina Certificaat niet en andere familieleden wel? Waarom ging hij mee met het enige transport dat er in die periode ging. Was het omdat hij ziek was? Wist de familie dat hij was weggevoerd?' Ori vuurde zoveel vragen op me af waar ik geen antwoord op had, dat ik besloot hem in contact te brengen met de onderzoeker van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Bas Kortholt.
We zitten in onze organisatie midden in een enorm omvangrijk project van digitalisering en ontsluiting van de gehele collectie (boeken, brieven, foto’s, documenten en objecten) en de digitale database met de 102.000 namen. Het is de bedoeling dat, wanneer alles gescand is en voorzien van trefwoorden uit de thesaurus, onze collectie toegankelijk is, zodat iedereen zelf onderzoek kan doen. Maar dat proces kost veel tijd en is op dit moment nog niet gereed. In ieder geval wordt er hard aan gewerkt.
Bas ging op zoek in de databases en vond iets bijzonders. Er bleek een getuigenis te zijn van een overlevende van het transport van 16 november 1943, de trein waarmee ook Manuel Dasberg naar Auschwitz was vervoerd. Lex van Weren deed in het boek Trompettist in Auschwitz zijn relaas over de treinreis van drie dagen vanuit Westerbork. Bas pakte het boek uit onze bibliotheek erbij en vond daarin het volgende citaat: ”We reisden drie dagen en drie nachten. In onze wagon hadden we rabbijn Dasberg uit Utrecht. Die zong en bad onderweg”. Bas haalde de Rode Kruislijsten erbij en daaruit bleek dat er maar één mannelijke Dasberg in die bewuste trein gezeten had. Manuel... de opa van mijn vriend.
Het waren maar een paar woorden, maar ze brachten veel teweeg bij de familie.
Bij de twee hoogbejaarde kinderen van Manuel, bij zijn kleinkinderen en achterkleinkinderen. Niet alleen het feit dat deze vrome man zichzelf en de anderen in de wagon daarmee had weten te steunen en te troosten. Door dit citaat werd hij even zichtbaar, alsof hij werd opgetild uit de enorme massa en er een lichtje op hem werd gezet en we een prachtig mens zagen zitten, die bad en zong tijdens die gruwelijke treinreis.
Kleinzoon Ori sprak op een zonnige vrijdagmiddag in oktober in de Rivierenbuurt bij het plaatsen van de struikelsteen voor zijn opa en vertelde dat hij, dankzij dat citaat, zich ineens kon verbinden met zijn grootvader. En dat dit van onschatbare waarde was, voor hem en voor zijn hele familie. En dat allemaal door die paar woorden…
Bertien Minco
Algemeen directeur Herinneringscentrum Kamp Westerbork