Een stapel brieven werd ons vorige week toegestuurd. De vader van de schenker was bevriend met Louis Asch. Ze leerden elkaar kennen tijdens de mobilisatie periode in 1939 en hadden een gemeenschappelijke liefde: vioolspelen. De briefwisseling begint in oktober 1941 en eindigt op 7 augustus 1942. Louis woonde in Rotterdam.
Door nieuwe bepalingen tegen de Joden kan Louis niet meer optreden in het Schiedamse orkest, waar hij tweede concertmeester is. Hij volgt nog wel lessen professor Carl Flesch. Hij was een vermaard muziekpedagoog, die een aanstelling voor de Muziek Hogeschool in New York had gekregen, maar door de Duitse bezetting geen mogelijkheid meer had om de overkant van de oceaan te bereiken. Carls’ tarief is een gulden dertig per uur. Voor Louis te duur. Echter nadat Louis voor de kritische Carl had gespeeld, mocht hij voor de helft van de prijs lessen volgen. Eens in de twee weken gaat Louis richting Den Haag, waar Carl woont.
De maatregelen tegen de Joden vormen de rode draad in de brieven. De vader van Louis moet zijn zaak liquideren. Voor Louis is de grootste teleurstelling dat hij van ‘zijn meisje’, zijn verloofde, moet scheiden. Dit door toedoen en gedwongen door haar vader. Ze blijven echter nog wel contact met elkaar houden.
Ster
Op 30 april 1942 schrijft Louis: ‘Ik loop nu met een ster op mijn jas. Schamen ervoor doe ik mij niet, maar je voelt je toch belemmerd in je beweging. Het is een vreemd gevoel om er zondag mee naar de kerk te gaan (zoals je weet ben ik R.K.), maar ze kijken niet naar je geloof, maar naar je afkomst. Het is ook erg vervelend als je de hele dag op reis moet voor de zaak. Je kunt nergens heen, maar enfin je moet je kruis maar dragen.’
Door de talloze nieuwe verboden is Louis te gedeprimeerd om viool te spelen. Wel heeft hij een vergunning gekregen om naar Den Haag te gaan, onder het mom dat zijn vioolspel van zo’n hoog niveau is, dat er geen andere leraar dan Carl daarvoor in aanmerking komt.
Oproep
Op 7 augustus schrijft Louis: ‘We hebben een paar zeer spannende dagen achter de rug. Zoals je weet worden alle Joden van 14-50 jaar naar Silezië gedeporteerd. Ook mijn zuster en mijn broer hebben verleden week een oproep gekregen, dat zij de volgende avond moeten vertrekken.’ Gezien het feit dat ze allen katholiek zijn en gedoopte Joden van deportatie vrijgesteld zouden worden, nemen ze meteen contact op met de Joodsche Raad. Tien minuten voordat zij het huis moesten verlaten, belt de Joodsche Raad dat ze niet moeten gaan en via de parochie contact moeten opnemen met de Duitse bezetter.
Strafmaatregel
De vrijstelling voor deportatie is echter voor katholieken ingetrokken. Een strafmaatregel van de Duitse bezetter vanwege de kritische houding van de Rooms-Katholieke kerk tegenover de deportaties van Joden. Het is dus afwachten voor Louis, zijn broer en zus. Vijf dagen later komen ze toch in kamp Westerbork terecht. Twee dagen daarna, op 14 augustus 1942, worden ze doorgestuurd naar Auschwitz.
Op 17 september ontvangt de vader van de schenker een brief van de verloofde van Louis. Ze schrijft: ‘In naam van mijn verloofde Louis Asch schrijf ik u om u mede te delen dat mijn verloofde sedert vijf weken naar Polen getransporteerd is. Ik moest u van hem de meest hartelijke groeten overbrengen met de hoop u misschien na deze oorlog terug te zien. U moet mij excuseren dat ik zolang gewacht heb met schrijven, maar de slag was voor mij zoo zwaar, dat ik niet de moed heb gehad te schrijven. Ik ben nu hier helemaal alleen, daar de hele familie is vertrokken (…). Waar ze naartoe zijn weet ik niet. Ik heb ook nog geen bericht van hen ontvangen en geloof dat ik dat wel nooit zal krijgen. Ik eindig en hoop dat ik u spoedig een optimistische brief zal kunnen schrijven, zodra ik iets van Louis hoor.’
Louis Asch leeft al niet meer bij dit schrijven. Volgens de dodenboeken van Auschwitz is hij op 1 september 1942 vermoord.
Guido Abuys
Conservator Herinneringscentrum Kamp Westerbork
Foto: Auschwitz-Birkenau - Herman Meerholz