Anti-Joodse maatregelen
In de eerste weken van de bezetting lieten de nazi's de Joden met rust, maar langzamerhand werden de Joden in Nederland steeds meer als groep van de overige bevolking gescheiden. Er werd een hele reeks voorschriften vastgesteld. Zo moesten Joden uit het culturele leven verwijderd worden, werden Joodse zaken speciaal geregistreerd en werd nauwkeurig omschreven wie als Jood beschouwd werd.
Na de verplichte Ariërverklaring volgde het ontslag van de Joodse werknemers bij de overheid spoedig. Zij moesten de departementen, gemeentehuizen, universiteiten en scholen verlaten.
In het jaar 1941 werd de scheiding tussen Joden en niet-Joden steeds rigoureuzer doorgevoerd. Bij cafés, zwembaden, sportvelden, musea, dierentuinen, bibliotheken, schouwburgen, markten en tal van andere openbare gelegenheden kwam het bord 'Voor Joden verboden'. De Joden moesten hun geld inleveren en hun bedrijven werden in beslag genomen. Bij verenigingen moesten ze worden geroyeerd. In november mochten zij zelfs niet meer zonder toestemming reizen.
Jodenster
Op 2 mei 1942 werd het dragen van de Jodenster verplicht gesteld. Niet lang daarna werd begonnen met het deporteren van de Joden in Nederland. Voor dit doel werd kamp Westerbork op1 juli 1942 in gebruik genomen als Polizeiliches Judendurchgangslager.