Interneringskamp

Tussen 24 april 1945 en 1 december 1948 fungeerde kamp Westerbork als een interneringskamp voor NSB’ers, SS’ers en andere personen, die van collaboratie met de nazi’s werden verdacht. Na de Tweede Wereldoorlog werden tussen de 120.000 en 180.000 mensen geïnterneerd in ruim 120 interneringskampen in Nederland.

Van gevangene naar bewaker
Het Interneringskamp Westerbork was één van de meest bijzondere kampen. Op het moment dat de eerste ‘foute’ personen het kamp betraden, werd Westerbork nog door ongeveer 850 bevrijde Joden bevolkt. Een aanzienlijk deel van hen, die jaren hadden moeten leven met de constante spanning van een mogelijk transport naar ‘het Oosten’, werd in die eerste bevrijdingsmaanden ingezet bij de bewaking van de geïnterneerden. Ook de toen tienjarige Ed van Thijn. ‘Ik moest met de NSB’ers het bos in, hout sprokkelen. Deze mensen bewogen zich voort als schimmen, in ieder geval in mijn herinnering, en smeekten me om eten. Daar ging ik niet op in. Ik had dan wel een stok, maar ze hadden me makkelijk kunnen overmeesteren. Ze hebben het niet gedaan. Ik denk dat ik ze de baas kon. Ze waren zó verzwakt. Ze hadden alleen maar primaire levensbehoeften, uitgeteerd van de honger. Het was een absurde situatie.’

In de zomer van 1945 was de toestand in het Interneringskamp Westerbork chaotisch. Naast de Joden waren er de bewakers van de Binnenlandse Strijdkrachten, het voormalig verzet, en een aantal vertegenwoordigers van het Militair Gezag (MG) die elkaar de macht betwisten. Het leven werd mede daardoor gekenmerkt door slechte omstandigheden en (incidentele) psychische en lichamelijke misstanden. Ten minste 89 geïnterneerden stierven in de eerste vier maanden in Westerbork.

In september 1945 trad er verbetering op in het dagelijks leven in het kamp. Door een aantal ingrijpende maatregelen binnen de bewaking en met het vertrek van de laatste voormalige Joodse gevangenen, verdween de chaos in het kamp. Op de geïnterneerden hadden de veranderingen een positieve uitwerking. Vanaf het najaar van 1945 werd er een bezoek- en postregeling ingesteld. Vanaf dat moment was het toegestaan één keer per maand een vooraf streng gecontroleerde brief te versturen en te ontvangen en één keer per vier weken twee geliefden op bezoek te laten komen.

Willy Munneke-van Polen, een kind van ‘foute’ ouders, over die periode. ‘Toen mijn moeder wist waar mijn vader was is zij zo snel mogelijk op de fiets naar kamp Westerbork gegaan. Ze wilde hem zien. Al snel daarna kwam er een bezoekregeling en mocht ze één keer in de maand naar hem toe. Ze sloeg geen keer over ondanks het feit dat de omstandigheden belabberd waren.’

Heropvoeding en -integratie
Op 1 januari 1946 nam het Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging (DGBR) de zorg voor de ‘foute’ Nederlanders over. Het karakter van de kampen veranderde: meer gericht op heropvoeding en herintegratie van de mensen en minder op straf. De sociale leefomstandigheden verbeterden, onder meer dankzij toneelvoorstellingen, radio-ontvangst, sporten en een bibliotheek. De geestelijke leefomstandigheden werden daarentegen zwaarder, vooral vanwege het lang uitblijven van de berechting en/of vrijlating.

In het laatste jaar (1948) veranderde de status van het Interneringskamp Westerbork. Vanwege de hoge kosten besloot de regering de meeste mensen naar huis te laten terugkeren. Een leegloop van de kampen volgde: in anderhalf jaar tijd daalde het aantal geïnterneerden met meer dan 70.000.

'Zware gevallen'
De achterblijvers in Westerbork waren zogeheten ‘zware gevallen’: NSB-burgemeesters, ‘foute’ politiemannen en (voornamelijk) Nederlandse Waffen-SS’ers. Zij kregen te maken met slechte omstandigheden. De barakken misten na jaren van intensief gebruik meubels, ramen en zelfs vloeren. De toiletten waren ronduit smerig.

Op 1 december 1948 sloot het kamp zijn poorten. De meeste overgebleven geïnterneerden konden naar huis. Van een echte gevoelde vrijheid was echter geen sprake. Veel geïnterneerden concludeerden dat de oorlog voor hen pas op 5 mei 1945 was begonnen: bij de bevrijding hadden zij hun lichamelijke, materiële en sociale vrijheid verloren. De internering ontnam hun vervolgens de geestelijke vrijheid.

Op 15 april 1947 werd de vader van Anneke Brouwers vrijgelaten. Twee weken daarvoor scheef hij aan zijn familie. ‘De busdienstregeling heb ik goed genoteerd. Je moet maar eens zien of je me komt afhalen. Ik zal om ongeveer 11 uur de poort uitkomen. Zwaar beladen met twee koffers en een pak dekens. Het is nu maar een zucht meer. Ik kan me echter nog niet voorstellen, dat ik dan weer gewoon bij jullie zal zijn. De omstandigheden zijn wel veranderd. Geen woning, geen meubelen, geen betrekking. We zullen proberen een nieuwe toekomst op te bouwen.’

 

  • European Heritage Label
  • Unesco

Bezoek Kamp Westerbork

Klik hier voor meer informatie over vervoersmogelijkheden en de bereikbaarheid.
Logo van Herinneringscentrum Kamp Westerbork