Repatriëringskamp

Op 27 december 1949 vond de soevereiniteitsoverdracht van Nederlands-Indië plaats. Indonesië was voortaan een zelfstandige staat. Indische Nederlanders – inwoners met Indische en Nederlandse voorouders – werden voor een gedwongen ‘keuze’ gesteld : in Indonesië blijven of naar Nederland komen.

De meeste Indische Nederlanders hadden de oorlog in Japanse interneringskampen doorgebracht. Na de bevrijding op 15 augustus 1945 moesten ze in de kampen blijven. Indonesische onafhankelijkheidstrijders hadden het op hun leven gemunt. Veel Indische Nederlanders voelden zich niet meer veilig en besloten noodgedwongen naar Nederland te vertrekken. De Nederlandse overheid sloot contracten met hotels en pensions voor de eerste opvang van deze repatrianten. Het aantal opvangplaatsen was echter niet toereikend en er moest gezocht worden naar nieuwe opvangmogelijkheden. Die werden gevonden in een aantal kampen die in de oorlog door de nazi’s waren gebruikt, zoals kamp Westerbork. De locaties werden anders genoemd: voortaan waren het ‘woonoorden’ en ‘opvangcentra’ in plaats van concentratiekampen. Westerbork werd nu ‘De Schattenberg’.

Ies Bloemhard-Bastiaans kwam op 5 juli 1950 met haar gezin vanuit Indonesië in Rotterdam aan. De volgende dag werd ze naar het voormalige kamp Westerbork gebracht. ‘We hadden aan boord van ons schip verschillende mensen leren kennen. Dus we gingen met vrienden in bussen naar ‘De Schattenberg’. Wij wisten natuurlijk niet wat het was. Ik kan u zeggen: het was vreselijk die aankomst in die loodsen. En toen kwamen we in Schattenberg terecht. Ik vond het zo verschrikkelijk, dat ik in huilen uitbarstte. Mijn oudste kind zei: “Mama huilde alle dagen”. Ik zei steeds: “We zijn toch met verlof hier”.’

Op 4 juli 1950 arriveerden de eerste repatrianten uit Indonesië in ‘De Schattenberg’. Tot in november zouden nieuwe repatrianten aankomen, per bus vanuit Amsterdam of Rotterdam. Rond Kerstmis 1950 had het kamp 1.050 inwoners. Zij woonden in twee grote barakken vlak bij de ingang van het kamp. De ene barak was voor gezinnen, de ander voor alleenstaanden en oudere kinderen. Iedereen probeerde meteen een eigen hoekje in te richten, liefst aan de zonzijde van de barak. De andere kant was koud en vochtig, constateerde ook een commissie die de situatie in de woonoorden en opvangcentra onderzocht. ‘Er zijn belangrijke verschillen in woningen. Sommige verblijven liggen op de zonkant; er zijn ook plekken waar de zon nooit komt. Deze komen onzes inziens slechts in de allerlaatste plaats voor bewoning in aanmerking en dan nog uitsluitend voor gezinnen zonder kleine kinderen en niet voor mensen op leeftijd.’

De bewoners mochten niet zelf koken. Warm eten kon men één keer per dag halen in de centrale keuken. Voor aanvullende waar konden de bewoners terecht in de toko, net buiten het kamp. Twee bakkers bevoorraadden de winkel, twee repatrianten beheerden deze. Ze verkochten van alles: van ondergoed, gerookte vis en pingpongballen tot bloemen. De meeste Schattenbergse mannen waren door de week niet thuis. Als voormalig KNIL-militair dienden zij in het Nederlandse leger en waren ze ergens in het land gedetacheerd. Op zaterdag kwamen ze in het kamp aan, ‘s zondags vertrokken ze weer.

In maart 1951 werd ‘De Schattenberg’ ontruimd. Er stonden nieuwe bewoners te wachten. De laatste Indische Nederlanders verhuisden – zeer tegen hun zin – naar hotels en pensions.

 

  • European Heritage Label
  • Unesco

Bezoek Kamp Westerbork

Klik hier voor meer informatie over vervoersmogelijkheden en de bereikbaarheid.
Logo van Herinneringscentrum Kamp Westerbork