Een foto geeft de naam van een slachtoffer letterlijk een gezicht. Maar als er geen foto’s (meer) zijn, kan dat in de vorm van een verhaal, een levensschets gebaseerd op officiële gegevens uit archieven, soms gecombineerd met persoonlijke documenten en herinneringen. Gelukkig zijn er nog steeds mensen, die hun herinneringen aan familie, buren, vrienden, klas- of schoolgenootjes, werkgevers of dorpsgenoten vastleggen en naar ons opsturen. En dan blijkt er ergens in een album altijd nog wel een bijbehorende foto te zijn, een briefkaartje, een laatste brief of andere persoonlijke documenten.
Jantje Ruschkewitz
Zo ontstond ook het verhaal over Jantje Ruschkewitz uit Bodegraven. De schrijver van het verhaal realiseerde zich op 4 mei, dat Jantje en zijn ouders de enige oorlogsslachtoffers waren, die hij persoonlijk had gekend. Vooral meneer Ruschkewitz had indruk gemaakt op het achtjarige jongetje van toen. Niet alleen door zijn omvangrijke postuur, maar ook door het cadeautje dat hij zomaar aan een buurkind gaf.
Een kind dat zich zeventig jaar later nog feilloos voor de geest kan halen wat er toen gebeurde: “Wat wil je het liefste hebben?” en hij wees naar de spullen achter het glas van de etalage van de speelgoedwinkel. Ja wat? Zo plotseling mogen kiezen uit een luilekkerland. Nee, niet de puzzel van duizend stukjes of de meccanodoos met die grote hijskraan. Nee, ik koos voor een houten vuurtorentje met zes kleurpotloodjes erin. Wat mijn broertje koos, weet ik niet meer. Samen stapten we de winkel in en daar kocht de reus de cadeautjes voor ons. Natuurlijk vergaten we te bedanken. We vluchtten de winkel uit en hoorden nog alleen maar de huilerige stem van Jantje, die ook wat wilde. “Nee, Jantje, jij hebt genoeg!”.
Iedere keer als ik het hele verhaal over Jantje lees, word ik meegenomen naar een kindertijd waarin samen spelen met dat joodse buurjongetje en de reep chocola van reiziger Turksema belangrijk zijn. Waarin de overjas met gele ster, met daaronder een jasje met nog zo’n ster tot de vraag leidde, of hij ook op z’n pyjama een ster had. En het huis van de buren dat ineens leeg stond…
Zoveel vragen
Het kind van toen had eigenlijk nog zoveel vragen, dat hij uiteindelijk als volwassene de geschiedenis van die buren ging uitzoeken. Ik kon helpen met data uit archieven, met de datum van gedwongen binnenkomst in en vertrek uit kamp Westerbork. Met duidelijkheid over het droeve lot van moeder en zoon en de bijna drie jaar die vader nog wist te overleven.
Het verhaal
Ernst Ruschkewitz, zijn vrouw Ruth Eichenberg en de vijfjarige Jan Carl Albert werden op 21 oktober 1942 naar kamp Westerbork overgebracht en twee dagen later naar Auschwitz gedeporteerd. Moeder en zoon werden na aankomst op 26 oktober 1942 in Auschwitz vermoord. Ernst was al in Cosel uit de trein gehaald, van kamp naar kamp gestuurd om uiteindelijk ergens in maart 1945 in een kamp bij Buchenwald aan alle ontberingen te bezwijken.
Zo werd het verhaal van de familie Ruschkewitz stukje bij beetje gereconstrueerd door dat buurjongetje van toen. Dat verhaal mocht ik in onze database aan de namen van Jantje en zijn ouders toevoegen. Want, zo schreef hij in een begeleidend mailtje: 'Van onze familie en vrienden in Bodegraven en elders heeft iedereen de oorlog overleefd, behalve zij. Daarom wil ik er meer van weten. Ik wil dat deze mensen een gezicht krijgen voor mij en voor degenen die dit lezen.'
- José Martin, onderzoeker Herinneringscentrum Kamp Westerbork